Over Ons

Jacobus (Jaap) Beijer (1861 – 1946), afkomstig uit Naarden, is de eerste Beijer van deze familie die in Soest is komen wonen. In 1889 vestigde Jaap zich in Soest. De vader van Jaap, Jan Hendrik (1831 – 1914), volgde op oudere leeftijd zijn zoon en bracht zijn laatste jaren door in Soest. Toen Jaap zich in 1889 in Soest vestigde, begon hij een zeer eenvoudig transportbedrijf. Jaap verdiende zijn geld met turfsteken. Dat turfsteken deed hij bij de Wieksloot in ’t Soesterveen. Turf was in de 19e eeuw, voordat steenkool zijn opmars inzette, een belangrijke brandstof. Turf is ontstaan doordat in het moerassige veengebied afgestorven planten na honderden jaren een metersdikke veenlaag hadden gevormd. Deze veenlaag werd weggestoken of opgebaggerd. Jaap verkocht zijn turf in Soest. Hij ging met paard en wagen langs de deuren om zijn koopwaar te slijten. Het transportbedrijf was geboren. Op 4 juni 1895 trouwde Jaap Beijer met Hendrika Hilhorst (1871 – 1945), dochter van Aart Hilhorst (1832 – 1885) en Engelina de Bruin (1841 – 1924). Het echtpaar ging wonen op de Beetzlaan in het buurtschap Soestdijk in een mooie witte boerderij met daaromheen heel veel grond. De boerderij (inmiddels verkleind naar een huisje) bestaat nog steeds en is het huidige nummer 38. Kleinzoon Gerard Beijer woont momenteel in dit huis.

Oude foto van de Boerderij

Pruimtabak

Het terrein achter het huis (tegenwoordig staan daar de huizen van de Mezenhof en in de jaren zeventig was hier jeugdsociëteit “De Vangrail” gevestigd) werd door Jaap gebruikt als zandgat. De gemeente Soest wilde het terrein gaan gebruiken voor onder meer de woningbouw op de Nachtegaalweg. De grond werd afgegraven en (volgens een overlevering die al jarenlang een gespreksonderwerp is bij verjaardagen en partijen binnen de familie Beijer) verkocht voor een baal pruimtabak. Het lijkt een merkwaardige deal: grond ruilen voor tabak. Maar in die jaren was de grondprijs laag. Tabak was een exclusief en duur genotsmiddel en met die baal kon Jaap even vooruit.

Hooiberg

Jaap en Hendrika Beijer kregen zes kinderen. Drie jongens en drie meisjes. De zoons Jan (1900 – 1983) en Jaap (1905 – 1992) namen in de jaren twintig het bedrijf van hun vader over. In de jaren hierna groeide het bedrijf. De broers handelden in en transporteerden zand, leem en ook grind. Door de toenemende vraag naar zand en grind investeerden de broers in vrachtwagens. De eerste auto die de gebroeders Beijer, naast de paard en wagen, gebruikten was een “Willey’s”. Een moderne noviteit voor de onderneming. Met de Willey’s, een wagen met handkiep, konden de gebroeders Beijer meer klanten van dienst zijn. In de Tweede Wereldoorlog vorderde de bezetter vrachtwagens. De gebroeders wilden hun pronkstuk niet aan de Duitsers kwijtraken. Jan en Jaap hadden daarom hun kostbare Willey’s gedurende de oorlogsjaren verborgen onder een hooiberg.

Beukenlaan

In 1934 kochten de gebroeders Jan en Jaap een stuk grond op de Beukenlaan. De grond werd gebruikt als zandafgraving. Het zand werd gezeefd waardoor de producten metselzand en grind ontstonden. De zandafgraving op de Beukenlaan is jarenlang in bezit geweest van de familie Beijer. De woningbouw van de Chalonhof en de aangrenzende weilanden zijn nu te vinden op de plek waar ooit de zandafgravingen van de firma Beijer en collega firma Kok waren. In Soest verrichten de gebroeders Beijer veel werk. Het tennispark aan de Schrikslaan ligt in een diepe kuil die door Jaap en Jan is afgegraven. Ook hier konden de broers metselzand en grind produceren. Metselzand dat Jaap en Jan onder meer leverden in 1939 tijdens de bouw van de Heilige Familiekerk aan de Willibrodusstraat in Soest-Zuid. De kardinaal zegende bij de start van de bouw de verse grond die door de broers was geleverd. Grind was goede handel voor de onderneming. Bij Zwarte Willem bij de Eem en bij Piet Kuyer in Baarn werd het grind ingekocht.

Na de oorlog zette de groei van het bedrijf zich voort. De karakteristieke rode vrachtauto’s werden een vertrouwd beeld in Soest en omgeving. De carrosserie van de vrachtwagens werd gekocht bij Anton van den Dijssel in Baarn. Jaap trouwde in 1929 met Dien van der Lugt (1906 – 1974). Het echtpaar ging wonen in de woning Beetzlaan 89 (later werd dit nummer 121). Deze huizen zijn in 1923 gebouwd in opdracht van woningbouwvereniging “Goed Wonen”. In de volksmond heten deze huizen nog steeds “de woningbouw”. Jaap en Dien kregen 13 kinderen. Daar zaten genoeg troonopvolgers bij, die begin jaren zeventig het bedrijf van hun vader en oom over konden nemen. De oudste zoon Ad (1930 – 2007) begon een eigen containerbedrijf, maar werkte daarmee wel nauw samen met zijn broers Jan (1936 – 2006) en Gerard (1946) die samen de nieuwe Gebroeders Beijer werden. Het containerbedrijf van Ad fuseerde in de jaren tachtig met het bedrijf van zijn broers.

Het werken bij en voor het transportbedrijf werd bij de acht zoons van Jaap en Dien met de paplepel ingegoten. De jongens moesten al op jonge leeftijd meewerken in het bedrijf. Na het avondeten kregen zij een bats in handen waarmee zand en grind in containers geschept werd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat naast Ad, Jan en Gerard, ook de zoons Johan (1942) en Henk (1953) voor het bedrijf gingen werken. De dochters van Jaap en Dien hadden blijkbaar ook iets met transport. Dochter Riek (1933) trouwde met Ben Becker (1932 – 2013), grondlegger van het gelijknamige internationale transportbedrijf. Jongste dochter Lien (1949 – 2007) was getrouwd met de verhuisondernemer Jan van Buuren.

Industriegebied

Het transportbedrijf groeide op de Beukenlaan uit zijn jasje. Bovendien wilde de gemeente Soest dat grootschalige bedrijven zoals dat van de Gebroeders Beijer niet meer in woonwijken gevestigd zouden zijn. Dus ging het bedrijf een grondruil aan met de gemeente. De zandafgraving aan de Beukenlaan werd gebruikt voor de woningbouw van de Chalonhof en een ecologisch park. Transportbedrijf Gebroeders Beijer verhuist in 1997 naar de Zuidergracht, in het zojuist vrijgespeelde industriegebied. Vanaf die nieuwe locatie is er een mooi uitzicht op de Wieksloot waar de oprichter van het bedrijf ooit turf ging steken om zijn brood te verdienen.

De verhuizing van het bedrijf naar de Zuidergracht betekende ook het afscheid van Jan. Hij ging uit de zaak (maar was na zijn pensioen nog dagelijks op de zaak te vinden). De zonen van Gerard, Marc (1971) en Jeroen (1972), namen het deel van hun oom Jan over en vormen de vierde generatie die aan het roer staat van een 125-jaar oud familiebedrijf.